Gemeentelijke inzet 30 sociale huurwoningen Swifterbant

Op de commissieagenda stond afgelopen donderdag de bouw van 30 sociale huurwoningen met zorg in Swifterbant. Een project dat al ruim 10 jaar speelt. Voor de VVD Dronten brengt dit raadsvoorstel diverse dilemma’s met zich mee. 

De VVD is overtuigd dat de bouw van de 30 huurwoningen met zorg noodzakelijk is voor inwoners van Swifterbant. Het college stelt dat de bouw van sociale huurwoningen maatschappelijk gewenst en verantwoord is en dat de woningen in principe kostendekkend zijn te exploiteren. Daarom stelt zij bij uitzondering voor zelf de sociale huurwoningen te bouwen, nu woningbouwcorporatie OFW is afgehaakt.

De VVD heeft er als liberale partij bedenkingen bij dat wij als gemeente nu zelf gaan bouwen en exploiteren. Dat zien wij niet bepaald als kerntaak van de gemeente. En het past niet bij een compacte overheid en een regiegemeente als Dronten. 

De VVD heeft ook moeite met de houding van woningbouwcorporatie OFW. Zij tonen zich niet bereid aan de gehele woonopgave te voldoen. De nieuwe woningwet maakt het mogelijk dat gemeenten meer sturend en leidend kunnen optreden ten opzichte van woningbouwcorporaties. De VVD wil bij de behandeling van de woonvisie later dit jaar dan ook graag in gesprek over de positie en rol van OFW en hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. 

Een ander punt van zorg binnen de VVD is de voorkeurspositie van het bouwbedrijf Bramer BV. Dit bedrijf wordt voorgesteld als de ontwikkelaar en aannemer van de 30 woningen. Het college heeft uit ingewonnen juridische adviezen geconcludeerd dat een openbare aanbesteding niet noodzakelijk is. Voor volledige transparantie heeft het college wel besloten gebruik te maken van het instrument pré publicatie. De gemeente maakt gebruik van deze mogelijkheid in het aanbestedingsbeleid om haar motivatie voor het niet te moeten aanbesteden kenbaar te maken en marktpartijen in staat te stellen hiervan (A) kennis te nemen en (B) eventueel de juridische conclusie dat een aanbesteding niet noodzakelijk is te weerleggen middels een kort geding. 

De VVD is niet gecharmeerd van deze pré publicatie en heeft hierover een aantal vragen gesteld. Zo hebben we het college onder andere gevraagd of we ons hier niet op glad ijs bevinden. De wethouder spreekt in zijn beantwoording uit dat het ijs stevig genoeg en nagenoeg waterdicht is. En dat het college niet over één nacht ijs is gegaan. Toch vraagt de VVD zich af of deze situatie wenselijk en verstandig is. 

Wat gebeurt er als er toch een kort geding komt? Wat zijn daar dan de gevolgen van? En tot welke vertraging kan dat leiden? Een ander vraagteken omtrent Bramer BV is dat het college stelt dat dit bedrijf voor een scherpe en concurrerende prijs kan leveren. De VVD heeft het college gevraagd hoe dit bepaald kan zijn, zonder dat er een openbare aanbesteding heeft plaatsgevonden. Het college geeft aan dat dit uitgebreid onderzocht is. De VVD is benieuwd naar dit onderzoek. 

Kortom, er staan nog veel vragen open. Maar één ding is zeker. Het debat wordt vervolgd in de raadsvergadering op 26 mei.